Zo wisten zij die als hinden de stad in waren gevlucht het
zweet van hun lijven, namen een slok en lesten hun dorst,
terwijl zij tegen de fraaie schutwallen hingen. Maar zij, de
Danaërs, kwamen steeds meer richting wal en vormden een schilddak.
't Onbarmhartige lot dwong Hektor ertoe om ter plekke
buiten Ilion vóór de Skaïsche Poorten te blijven.
Foibos Apollo richtte intussen het woord tot Achilleus:
"Zoon van Peleus, waarom achtervolg jij, een sterveling, mij, een
eeuwige god, toch steeds met je snelle voeten? Begrijp jij
nóg steeds niet dat ik een god ben, dat jij als een gek zo tekeergaat?
Kennelijk boeit het gedoe met de Trojers jou niet, die jij opjoeg.
Zij zijn, let wel, nu de stad in gedrongen, terwijl jij hierheen liep.
Luister, je zult me nooit doden, want sterven is niet mijn bestemming!"
Hevig geëmotioneerd sprak de snelle loper Achilleus:
"Schuttergod, meest verderfelijke godheid, u heeft mij bedonderd,
door mij hierheen van de wal af te leiden. Er hadden nog velen
anders in 't stof gebeten, voordat zij Ilion haalden.
Nu heeft u mij van een grote zege beroofd en die lui heel
simpel gered, omdat u niet bang was voor wraak achteraf. Ik
zou u beslist gestraft hebben als mij die macht was gegeven!"
Na deze woorden wendde hij zich vol ambitie in volle
vaart richting stad, als een prijswinnend paard dat heel licht en
makkelijk razendsnel door de vlakte draaft met zijn wagen.
Even snel gebruikte Achilleus zijn knieën en voeten.
Priamos' jammerklacht
Priamos zag hem het eerst met zijn oude ogen de vlakte
over rennen, zijn wapentuig blinkend en al, als de ster die
zichtbaar is in de herfst - dan schijnen zijn stralen zeer helder
midden tussen de sterrenzee in de donkere nacht; hij
kreeg van de mensen de bijnaam "Hond van Orion", is de
helderste ster weliswaar maar is ook een teken van onheil,
want hij bezorgt de rampzalige mensheid een hele hoop ziektes.-
Net zó straalde het brons om zijn borstkas terwijl hij hard rende.
Daarop begon de grijsaard je jammeren, sloeg met zijn handen,
die hij omhoog stak, hard op zijn hoofd en schreeuwde na al dat
jammeren smekend zijn zoon toe die vlak voor de poorten was blijven
staan, daar hij hevig verlangde 't gevecht met Achilleus te voeren.
Tot hem sprak toen de grijsaard, zijn handen gestrekt, deerniswekkend:
"Hektor, mijn jongen, wacht alsjeblieft deze man toch niet op,
alleen zonder steun van de rest, want anders bereik je heel snel je
einde, gedood door Achilleus, want echt die woesteling is veel
sterker dan jij. Ja, was hij maar even geliefd bij de goden
als bij mij! Dan zouden de honden en gieren hem snel
verscheuren, terwijl hij daar lag. Ja, dan zou ik bevrijd zijn van grote
zorgen. Hij heeft mij beroofd van talrijke dappere zonen,
die hij gedood of verkocht heeft naar eilanden ver hiervandaan.
Kijk nou! Nu kan ik Lukaon en Poludoros niet vinden
hier bij de Trojers die allen de stad in gevlucht zijn, twee zonen
die ik kreeg bij Laothoë, een van mijn wettige vrouwen.
Mochten zij krijgsgevangenen zijn in het scheepskamp, dan zullen
wij hen voor goud en brons wel loskrijgen. Dat ligt in huis, de
bruidsschat die zij ontving van de oude roemruchte Altes.
Mochten zij echter al dood zijn en Hades' woning zijn inge-
gaan, dan is dat een ramp voor hun ouders, voor mij en hun moeder.
Dat verdriet zal voor andere mensen kortstondiger zijn,
tenzij jij zelf nu ook sneuvelt, gedood daar de hand van Achilleus.
Kom toch binnen de wal, mijn jongen, zodat je de Trojers,
mannen en vrouwen, kunt redden en Peleus' zoon geen enorme
roem verschaft, doordat jij zelf van het leven beroofd wordt!
Heb ook meelij met mij, deze ongelukkige stakker,
die nog alles beseft en die Vader Zeus straks op hoge
leeftijd een vreeslijke dood zal bezorgen, omdat ik dan vele
rampen aanschouwd heb, hoe zonen vermoord en mijn dochters
meegesleept worden, hun kamers worden vernietigd, hoe kleine
kinderen tegen de grond gekwakt worden in 'n bloedige slachting,
schoondochters meegesleept door woeste Achaïsche handen.
Ik zal wellicht door mijn eigen vraatzuchtige honden tenslotte
worden verscheurd bij de voordeur, als iemand straks door een slag of
stoot mijn lijf van het leven beroofd heeft. Die honden die ik in
huis aan mijn tafel als waakhonden grootgebracht heb, zullen na mijn
bloed gedronken te hebben, volgevreten in 't voorpor-
taal liggen suffen. Als 'n jonge vent op het slagveld gesneuveld
is, is alles gepast, al ligt hij daar met een wond van
't scherpe brons. Bij een dode held ziet alles er mooi uit.
Als er echter een grijsaard gedood is en honden zijn grijze
haren en baard en zijn schaamdelen schenden, dan is dat het ergste,
ja het afgrijselijkste wat de rampzalige mensheid kan treffen!"
Zo sprak de grijsaard. Hij trok aan zijn grijze hoofdhaar en rukte
dat er met plukken uit, maar kon Hektor niet overtuigen.
Hekabe's jammerklacht
Naast hem stond Hektors moeder op haar beurt snikkend te klagen,
maakte haar peplos open en toonde met één hand haar borst.
Vervolgens sprak zij, door tranen verstikt, de gevleugelde woorden:
"Hektor, mijn kind, heb respect voor dit lichaam, heb meelij ook met
mijzelf, als ik jou ooit de zorgen stillende borst heb gegeven!
Denk daar aan, lieve jongen. Verweer je tegen die vijand
binnen de wal hier en ga geen rechtstreeks duel met hem aan, die
woesteling! Als hij jou namelijk doodt, kan ík jou niet meer
bewenen straks op je doodsbed, mijn schat die ik zelf heb gebaard, en
ook jouw geliefde vrouw niet. Dan zullen de honden je snel, heel
ver van ons beiden, ginds in 't Argivische scheepskamp verslinden!"
Aldus spraken zij beiden vol tranen hun dierbare zoon met
dringende smeekbeden toe, maar konden hem niet overtuigen.
Nee, hij wachtte de sterke Achilleus, die steeds dichterbij kwam,
op. Als een slang die in berggebied na het eten van giftig
kruid bij zijn hol op een man ligt te wachten; bevangen door woede
kronkelt hij zich rond zijn hol met een ijselijke blik in zijn ogen,
zó gaf ook Hektor geen krimp in zijn onbedwingbare strijdlust,
zette zijn glimmende schild tegen 'n uitstekend deel van de wal en
zei dus, hevig geëmotioneerd, tot zichzelf toen de woorden:
"Ach wat een toestand! Wanneer ik de wallen en stad binnenga, dan
zal Pouludamas als eerste mij met kritiek overladen,
die in die vreeslijke nacht, toen de fiere Achilleus in actie
kwam, mij 't advies gaf de Trojers terug naar de stad toe te leiden.
Jammer! Ik luisterde niet. Dat was toch veel beter geweest. En
nu, nu ik zelf door mijn dwaze beslissing het leger vernietigd
heb, vrees ik Troje's mannen en vrouwen met lange gewaden,
bang dat iemand anders, laffer dan ik, ooit zal zeggen:
'Hektor, die dacht dat hij sterk was, joeg zijn soldaten de dood in!'
Zó zal er worden gesproken. Voor mij is het dan ook veel beter
ófwel Achilleus rechtstreeks te doden den dan terug te keren,
ófwel zelf hier roemvol vóór de stadswal te sterven.
Stel dat ik echter mijn schild met zijn knoppen en stevige helm nu
neerleg, mijn speer hier tegen de wal aan zet en dan onge-
wapend de edele held Achilleus zelf tegemoet loop...
als ik hem dan beloof Heléna en met haar de spullen,
al het bezit dus dat Alexander toen in zijn holle
schepen naar Troje bracht, wat de start was voor heel deze oorlog,
terug te geven aan Atreus' zonen en tevens nog alles
wat deze stad in zich bergt, met alle Achaiers te delen...
als ik daarna de senaat namens alle Trojanen laat zweren
niets verborgen te houden maar alles in tweeën te splitsen,
al het bezit dat de prachtige burchtstad als voorraad heeft liggen....
Ja, maar waarom sta ik hier met mezelf nou te delibereren?
Nee, ik mag dan als smekeling bij hem komen, hij zal geen
meelij of enig respect voor me hebben maar mij, dan een weerloos
man, als een vrouw gewoon doden, wanneer ik mijn wapens hier afdoe.
Nee, er is echt geen kans nu met hem over koetjes en kalfjes
'n rustig gesprek te voeren, zoals je bij jongens en meisjes
ziet, als een meisje en jongen gezellig met elkaar kletsen.
Beter is het zo snel als maar kan de strijd aan te binden.
Laten we zien maar, aan wie van ons de Olumpiër roem schenkt."
Zo dacht hij, toen hij daar wachtte. Achilleus kwam dichterbij en
leek wel Ares, de oorlogsgod met zijn fonkelende helm,
terwijl hij zijn angstaanjagende Pelion-speer bij zijn rechter
schouder drilde. Het brons lichtte overal op als de gloed van
fel brandend vuur of van 't licht van de zon die 's morgens omhoog stijgt.
De achtervolging
Hektor raakte, toen hij hem zag, in paniek en hij durfde
niet meer te wachten, verliet de poorten en ging er vandoor. De
zoon van Peleus sprong, op zijn snelheid vertrouwend, hem achter-
na, als een havik, de snelste vogel op aarde, die zonder
moeite in berggebied een schuwe duif achterna duikt.
Zij schiet wel onder hem uit maar híj valt herhaaldelijk aan van
heel dichtbij met schelle kreten en wenst haar te grijpen.
Zó vloog hij ook vol vuur op hem af, terwijl Hektor daar onder
Troje's wal in een snelle spurt er panisch vandoor ging.
Steeds verder snelden zij voort op het pad net buiten de wallen
langs de uitkijkpost en de vijg die alleen in de wind staat.1
Dan kwamen zij bij de twee fraaie bronnen. Twee beken ontspringen
daar, die Skamanders getijderivier van water voorzien. De
ene beek heeft warm water en damp stijgt er overal van
omhoog, als rook dat aan laaiende vlammen ontstijgt, maar de tweede
beek heeft 's zomers nog water zó koel dat het lijkt op bevroren
ijskristallen, op ijskoude hagel of sneeuw. Aan de oevers
daar in de buurt bevinden zich brede, prachtige, stenen
wasbakken, waar de Trojaanse echtgenotes en knappe
dochters altijd hun glanzende kleren in wasten, tenminste
vroeger toen er nog vrede was, vóór de komst van Achaiers.
Daar snelden zij aan voorbij, de een vluchtend, de ander als jager.
Voorop vluchtte een held maar de jager was nog veel sterker.
Razendsnel ging het voort, want ze streden niet om een schild of
offerdier, wat normale prijzen voor hardlopers zijn. Ze
renden nu om het leven van Hektor, die paarden kon temmen.
Net als wanneer enkelhoevige kampioenspaarden heel erg
snel om de keerpunten draven - wanneer er een held is gestorven,
ligt er een grote prijs in 't verschiet: een vrouw of een drievoet -
zó gingen zij in razende snelheid drie keer heen en weer bij
Priamos' stad. En de goden? Zij keken allemaal toe.
Goden grijpen in
Temidden van hen sprak toen de vader van goden en mensen:
"Jeetje, ik zie nu met eigen ogen hoe daar bij de wal een
man die mij lief is op wordt gejaagd. Ik treur in mijn hart om
Hektor, die altijd voor mij op de toppen van Ida met al zijn
dalen, en soms op het hoogste punt van de stad, vele runder-
bouten verbrandde. Maar nu rent de fiere Achilleus in razend-
snelle vaart hem achterna om Priamos' stad heen.
Goden, kom aan, bedenk wat en ga bij jezelf goed te rade,
of wij hem nu voor de dood gaan behoeden, of via Achilleus,
zoon van Peleus, gaan vellen, hoe dapper de man ook mag wezen!"
Hem ten antwoord sprak toen Athene met blauwgroene ogen:
"Vader, god van de bliksems en donkere wolken, wat zegt u?
Bent u bereid een sterfelijk mens, die allang door het lot
gedoemd is te sterven, weer aan de dood te ontrukken?
Nou, u doet maar! Wij andere goden zijn 't niet met u eens, hoor!"
Toen gaf de wolkenverzamelaar Zeus haar het volgende antwoord:
"Wees maar gerust, mijn dochter, Watergodin! Wat ik zeg is
niet echt ernstig gemeend en voor jou strijk ik over mijn hart, hoor.
Doe maar zoals het je goed lijkt en houd je niet langer afzijdig!"
Daarmee gaf hij Athene de taak die zij eerder al wenste.
Zij sprong omlaag van Olumpos' koppen en ging aan de slag toen.
Steeds maar door was de snelle Achilleus op Hektor aan 't jagen.
Net als wanneer een hond in de bergen het jong van een hert zijn
leger uit jaagt en het achtervolgt door dalen en kloven -
als het hem al eens ontsnapt door in dichte struiken te duiken,
snelt hij toch al spoorzoekend voort totdat hij het vindt - zó
wist ook Hektor de snelle Peleus' zoon niet te ontkomen.
Telkens wanneer hij richting Dardanische Poorten begon te
rennen tot onder de prachtig gebouwde torens, zodat ze
hem van boven wellicht met werptuigen konden beschermen,
was Achilleus net eerder dan hij en dreef hem weer richting
vlakte, terwijl hij zelf aan de stadszijde steeds maar vooruit vloog.
't Was als een droom waar iemand een vluchtende niet kan bereiken,
waar dus de een de ander niet kan ontkomen of grijpen.
Zo kon hij hem niet inhalen dus, noch híj hém ontkomen.
Hoe had Hektor zijn doodslot ooit kunnen ontgaan, als Apollo
hem toen niet voor de allerlaatste keer had benaderd,
door zijn energie aan te vullen en 'm snelheid te geven.
Hij, de fiere Achilleus, gaf met een hoofdknik zijn leger
opdracht geen bittere pijlen naar Hektor te schieten, want anders
zou de schutter de roem straks behalen en kwam híj als tweede.
Op het moment dat zij dus voor de vierde keer bij de bronnen
kwamen, trok Vader zijn gouden weegschaaltjes uit, deed
beide schijven erop van de treurige, eeuwige dood, de
een van Achilleus, de ander van Hektor, die paarden kon temmen,
hield hem in 't midden omhoog en woog. Hektors doodslot sloeg door toen.
Hij vertrok naar de Hades en Foibos Apollo verliet hem.
Toen ging Athene, godin met de blauwgroene ogen, naar Peleus'
zoon, nam dichtbij hem plaats en sprak de gevleugelde woorden:
"Stralende, godengelijke Achilleus, ik denk dat wij twee
't Achaïsche leger nu grote roem gaan bezorgen in 't scheepskamp;
want we gaan Hektor doden, hoewel hij nooit ophoudt met vechten.
Hij heeft nu echt geen kans meer aan ons te ontsnappen, al doet
Apollo de Schuttergod nog zo zijn best en wentelt hij zich heen en
weer voor de voeten van Vader Zeus, de god met de aegis.
Blijf nu maar staan hier en kom wat op adem. Dan zal ik proberen
hem ertoe over te halen rechtstreeks met jou te gaan vechten."
Zo sprak Athene. Hij deed wat zij zei en was er erg blij mee.
Dus bleef hij staan, geleund op zijn essen speer met zijn bronzen
punt, terwijl zíj hem liet staan en, vermomd als Deïfobos qua
gestalte en harde stem, de stralende Hektor bereikte.
Vlak bij hem hield ze halt en sprak de gevleugelde woorden:
"Ach beste broer, wat pakt Achilleus je vreselijk aan, door
jou met zijn razende snelheid rond Priamos' stad op te jagen.
Kom nu, we zetten ons schrap en proberen hem tegen te houden!"
Hem sprak de grote Hektor met fonkelende helm toen ten antwoord:
"Echt waar, Deïfobos, jij was voor mij hiervóór al mijn meest
geliefde broer van de zonen die Hekabe Priamos schonk, maar
nu denk ik dat ik je zelfs nog meer respect moet betonen,
nu je het waagde, toen je zag hoe het ging met me, uit de
stad te komen, terwijl de rest binnen af zit te wachten."
Hem ten antwoord sprak toen Athene met blauwgroene ogen:
"Ja beste broer. Onze vader en eerbiedwaardige moeder
vielen voor mij op hun knieën, omringd door mijn vrienden, en smeekten
dringend om daar te blijven. Zó vreselijk bang zijn ze allen.
Ik werd echter van binnen verscheurd door jouw akelig lijden.
Laten wij twee nu vol vuur een direct gevecht met hem aangaan.
Laten we ook onze speren niet sparen en zien of Achilleus
ons alle twee weet te doden en ons bebloed tuig naar de ruimen
brengt van zijn schepen, of dat hij misschien door jóuw lans gedood wordt!"
Zo sprak Athene en leidde hem zo met haar list naar hem toe. Dus
toen zij tijdens hun aanval al vlakbij elkaar waren, sprak de
grote held Hektor met fonkelende helm Achilleus het eerst toe:
"Ik ga nu niet meer voor jou op de vlucht, zoon van Peleus, zoals ik
eerder drie keer om Priamos' grote stad liep en nooit jouw
aanval eens durfde af te wachten. Nu heb ik weer moed om
jou te weerstaan. Misschien dood ik jou, wellicht dood je mij. Maar
kom, laten wij onze goden hier inbrengen. Die zullen toch de
beste getuigen van onze afspraken zijn en garant staan.
Ik beloof dat ik jou dus niet vreeslijk zal schenden, mocht Zeus de
zege aan mij verlenen en ik je van 't leven beroofd heb.
Nee, Achilleus, wanneer ik jouw prachtige wapens heb afge-
nomen, geef ik jouw lijk aan de Danaërs terug. Doe jij ook zo!"
Grimmig keek de snelle Achilleus hem aan en toen zei hij:
"Hektor, praat me nou niet over afspraken, schoft die je bent!
Zoals er geen afspraken mogelijk zijn tussen leeuwen en mensen,
net zomin als wolven en schapen dezelfde ideeën
hebben maar eeuwig en altijd elkaar vijandig gezind zijn,
zó is er tussen mij en jou ook geen vriendschapsverband en
gaan wij geen afspraken maken, vóór er één sneuvelt en met zijn
bloed de met schild bewapende oorlogsgod Ares verzoend heeft.
Haal nu maar allerlei vaardigheden naar boven, want jij moet
nu echt als dappere krijgsman en lansvechter optreden. Vluchten
kun je niet meer nu en Pallas Athene zal jou dan terstond
doorsteken middels mijn lans. Ja, je zult nu boeten voor al het
leed om mijn makkers die door jouw razende lanspunt gedood zijn!"
Daarop haalde hij uit en wierp zijn boomlange speer. De
stralende Hektor keek voor zich uit en ontweek hem. Hij zag hem
komen en bukte zich. Zo vloog de speer dus over hem heen en
kwam in de grond terecht. Pallas Athene trok hem eruit en
gaf hem Achilleus, zonder dat commandant Hektor het merkte,
terug. Hektor zei tot de fiere Peleus' zoon toen deze woorden:
"Hé, godgelijke Achilleus, je miste en hebt dus nog niet van
Zeus gehoord wat mijn lot is! Toch zei je dat je dat wist. Jij
bent maar gewoon een opschepper, ja een slimme bedrieger,
die mij bang wilde maken, zodat ik de moed zou verliezen.
Luister! Je zult jouw speer dus niet in mijn rug steken, als ik
vlucht. Nee, drijf hem maar in mijn borst, als ik recht op je afvlieg,
als een god je die kans geeft tenminste. Ontwijk nu míjn bronzen
speer eerst maar even. Ik hoop dat je hem geheel in je lijf voelt
inslaan. Dan zou de oorlog wat lichter zijn voor de Trojers,
als jij dood was, want jij bent voor hen de grootste ellende."
Daarop haalde hij uit en wierp zijn boomlange speer. Hij
raakte Peleus' zoons schild in het midden en miste hem niet. De
speer ketste echter ver van het schild weg. Hektor werd kwaad,
omdat zijn snelle werptuig vergeefs uit zijn hand was gesprongen.
Hij bleef vertwijfeld staan want hij had geen andere essen
speer. Hij schreeuwde Deïfobos toe met zijn wit-tinnen schild en
riep om een lange speer, maar hij stond niet bij hem in de buurt! Toen
had de held Hektor pas door wat er speelde en zei deze woorden:
"Wel verdraaid, zeg! De goden hebben me echt nu ter dood
veroordeeld. Ik dacht nog wel dat de held Deïfobos hier was.
Die zit gewoon in de stad en Athene heeft mij bedrogen!
Nu is de vreeslijke dood nabij en niet ver meer en is er
geen ontkomen meer aan. Dat was dus al eerder beslist door
Zeus en Zeus' trefzekere zoon, die hiervóór toch heel ener-
giek mij bescherming verleende. Nu treft mij echter het Noodlot.
Maar ik wil niet zonder strijd en roemloos ten onder gaan hier, maar
eerst nog iets groots verrichten waar mensen later van horen."
Toen hij zo had gesproken, trok hij zijn scherpe, geweldig
grote zwaard, dat onder zijn zijde omlaag hing, te voorschijn,
dook in elkaar en stormde vooruit, zoals hoog in de lucht een
arend door donkere wolken omlaag schiet richting de vlakte,
om er een haas, zo'n schuw beest, of een weerloos schaap op te pakken.
Zó viel Hektor dus aan, terwijl hij met 't scherpe zwaard zwaaide.
Ook Achilleus kwam toen in actie en blies zich met woeste
strijdlust op, terwijl hij het fraaie, kunstig bewerkte
schild voor zijn borst hield. Hij schudde de stralende helm met vier kammen
heen en weer en de prachtige haren van goud, die Hefaistos
dicht op elkaar had gezet in de helmbos, wapperden mee.
Zoals de Avondster in een donkere nacht tussen vele
andere sterren verschijnt en de mooiste ster aan het firma-
ment is, zó straalde er licht van de vlijmscherpe lans die Achilleus
drilde met rechts om de fiere Hektor kwaad aan te doen,
terwijl hij een plek op zijn fraaie lijf zocht die hem de beste
kans bood. Zijn hele lijf was ook echter bedekt door de bronzen
wapens die hij buit had gemaakt toen hij Patroklos doodde.
Maar zijn keel was te zien waar het sleutelbeen van de schouders
af de nek ondersteunt, waar het eind van het leven het snelst komt.
Daar trof Achilleus hem met zijn lans, toen hij recht op hem af kwam.
Dwars door het weke deel van de hals drong de lanspunt. Zijn luchtpijp
sneed de zwaar bronzen essen speer echter niet door, zodat hij
nog wat kon spreken en hem nog een antwoord kon geven. Hij stortte
echter wel in het stof. De fiere Achilleus sprak snoevend:
"Hektor, je dacht misschien, toen je Patroklos' wapens afpakte,
veilig te zijn, zodat je met mij geen rekening hield
omdat ik ver weg was, dwaas, maar ik zat op een afstand als vriend van
hem, veel sterker dan jij, bij de holle schepen te wachten,
ik die jou nu gedood heb. Honden en gieren gaan jou straks
aanvreten. Hij krijgt een eervolle uitvaart van alle Achaiers."
Hektor met fonkelende helm zei, happend naar adem, de woorden:
"Laat mij - ik smeek het je hier bij je leven, je knieën en ouders -
niet door de honden worden verscheurd in 't Achaïsche scheepskamp.
Neem alsjeblieft grote massa's koper en goud aan, geschenken
die mijn vader en eerbiedwaardige moeder jou zullen
geven, maar sta dan toe mijn lijk terug te brengen naar huis, zodat de
Trojers en vrouwen van Trojers mijn lijk aan het vuur kunnen geven!"
Grimmig keek de snelle Achilleus hem aan en toen zei hij:
"Smeek me niet bij mijn knieën, hond die je bent, of mijn ouders!
Konden mijn hart en geweten mezelf maar toestaan jouw lijk in
stukken te hakken en rauw op te eten voor wat je mij aange-
daan hebt! Daarom zal ook niemand jouw hoofd tegen honden beschermen.
Zelfs al komen ze hier en betalen een tien- of twintig-
voudige losprijs, ja ook al beloven ze nog méér dan dat, of
zelfs al geeft Priamos, Dardanos' zoon, hun de opdracht om jouw
gewicht in goud te betalen, dan nog zal jouw edele moeder
niet rond de baar om jou, haar bloedeigen zoon, kunnen treuren.
Nee, de honden en vogels gaan je volledig verslinden!"
Hektor met fonkelende helm zei toen al stervend de woorden:
"Ach ja, ik ken je zo goed en wist het vooruit dat ik jou niet
zou overreden, want echt, jou hart is van binnen van ijzer.
Pas maar op dat mijn dood niet ooit tot wraak van de goden
leidt en wel op die dag dat Paris en Foibos Apollo
jou, hoe dapper ook, bij de Skaïsche Poorten gaan doden!"
Toen hij dit had gezegd, bedekte het eind van de dood hem.
Weg vloog zijn ziel uit zijn lichaam en ging naar de Hades, terwijl zij
klaagde over haar lot en de fiere held daar liet liggen.
Ook al was hij al dood toen, toch zei de fiere Achilleus:
"Wees jij maar dood nu! Ik zal mijn dood pas dan ondergaan, als
alle eeuwige goden en Zeus er dus echt toe besluiten."
Na deze woorden trok hij zijn bronzen lans uit het lijk en
legde hem even terzijde, terwijl hij het bloederige wapen-
tuig van zijn schouders af haalde. De rest van 't Achaïsche leger
drong om hem heen en bewonderde Hektors gespierde gestalte.
Niemand die bij hem kwam staan kon het laten een wond toe te brengen.
Menigeen sprak aldus met een schuinse blik naar zijn buurman:
"Wel verdraaid zeg, die Hektor is nou toch veel zachter om aan te
pakken dan toen hij de schepen met laaiend vuur in de brand stak!"
Aldus sprak iedereen en gaf dan een steek in zijn lichaam.
Toen de snelvoetige, fiere Achilleus de wapens had afge-
pakt, bleef hij staan en sprak de Achaiers toe met de woorden:
"Beste vrienden, Argivische officieren en leiders!
Nu de goden 't me hebben vergund deze man hier te doden,
die meer kwaad heeft gedaan dan alle anderen samen,
laten wij nu rond de stad met de wapens een test doen om verder
uit te vinden wat voor plannen de Trojers nu hebben,
of zij, nu hij is gesneuveld, de burcht geheel gaan verlaten,
óf dat ze willen blijven, al is Hektor niet meer aanwezig.
Ja, maar waarom sta ik hier met mezelf nou te delibereren?
Ginds bij de schepen ligt Patroklos' lijk onbegraven en onbe-
weend in mijn tent. Ik zal hem nooit vergeten, zolang ik
onder de levenden ben en mijn benen nog goed functioneren.
Mochten mensen in Hades' huis hun doden vergeten,
ik zal echter ook daar aan mijn dierbare vriend blijven denken.
Laten we nu, Achaïsche mannen, terwijl we een loflied
zingen en met dit lijk naar de holle schepen teruggaan!
Groot is de zege; we hebben de fiere Hektor gedood, die
alle Trojanen hier in de stad als een godheid vereerden."
Daarop bedacht hij een gruwelijk plan voor Hektor, de fiere
held. Hij doorboorde zijn beide voetpezen achter van hiel tot
enkel. Toen maakte hij er leren riemen aan vast en
knoopte die vast aan zijn wagen. Zijn hoofd liet hij vrijelijk slepen.
Toen hij de prachtige wapens erop had gelegd en zelf opge-
stapt was, gaf hij een klap met de zweep en het span spoot vooruit. Een
stofwolk rees op door het feit dat hij mee werd gesleurd en zijn zwarte
haren vielen naar achter. Zijn vroeger zo knappe gezicht zat
helemaal onder de modder. Zeus gaf de vijanden toen de
kans om hem in zijn eigen vaderland grof te verminken.
Reacties in Troje
Zo was zijn hoofd dus geheel door modder bedekt, maar zijn moeder
plukte hard aan haar haren, smeet de glanzende hoofddoek
ver van zich af en gilde heel luid bij het zien van haar zoon. Zijn
vader jammerde deerniswekkend, terwijl alle mensen
daar in de stad zich overgaven aan gillen en klagen.
't Leek er het meest op alsof de hoge burcht Ilios toen
totaal van boven tot onder door 'n vuurzee plat werd gebrand. De
mensen hielden de oude, die buiten zichzelf was, met moeite
tegen, toen hij de Dardaanse Poort wilde uitlopen. Elke
man sprak hij aan met naam en toenaam. Terwijl hij zich daar in
mest en vuiligheid rolde, vroeg hij de stad uit te mogen:
"Vrienden, laat me nou los, ook al maakt u zich zorgen, en laat mij
zelf in mijn eentje de stad uit gaan naar 't Achaïsche scheepskamp!
Laat me een smeekbede richten tot die moorddadige wreedaard.
Mogelijk heeft hij respect voor zijn vaders leeftijdgenoot en
doen mijn jaren hem iets. Ja, want Peleus ziet er nu ook zo
uit, zijn vader die hem grootbracht als ramp voor de Trojers.
Míj echter heeft hij het meest van allen ellende bezorgd,
omdat hij zóveel geweldige zonen van mij heeft gedood. Om
geen van allen heb 'k echter zóveel verdriet, ook al is het
treurig, als om deze ene Hektor, om wie ik zó'n pijn voel
dat het mijn dood wordt. Was hij maar in mijn armen gestorven!
Dan hadden wij het met tranen en klagen kunnen verwerken,
zij, de stakker die hem ter wereld bracht, en ik zelf dus."
Aldus sprak hij snikkend. De burgers jammerden ook mee.
Hekabe ging de Trojaansen voor in heftig gejammer:
"Kind, wat een ramp! Waarom zou ik nog leven, nu jij bent gestorven,
met dit intense verdriet? Jij was voor mij dag en nacht mijn
grote trots in de stad, stut en steun voor de mannen en vrouwen
hier in Troje, zodat ze jou allemaal steeds als een god
begroetten. Ja, want je was voor hen bij leven de grote
autoriteit. De noodlottige dood is jou nu komen halen."
Andromache
Aldus sprak zij snikkend. De vrouw van Hektor had echter
nog niets gehoord, omdat niemand haar als een eerlijke bode
was komen melden dat Hektor toen buiten de poorten bleef staan. Zij
zat dus nog aan het weefgetouw in een hoek van het hoge
huis een purperen jas met een kleurig bloemenpatroon te
weven. Ze vroeg toen de meisjes met prachtige vlechten een grote
drievoet op 't vuur in de kamer te zetten, zodat er voor Hektor
straks warm water zou zijn, wanneer hij van het slagveld was terugge-
keerd, naïef als ze was! Ze wist niet dat Uiloog Athene
hem door Achilleus' hand heel ver van de badkuip gedood had.
Toen hoorde zij gegil en gehuil van de kant van de wal. Haar
armen en benen trilden. Ze liet de spoel uit haar handen
vallen en zei tot de meiden met prachtige vlechten de woorden:
"Kom snel! Twee meisjes gaan met me mee. Ik moet zien wat er mis is.
'k Hoorde de stem van mijn eerbiedwaardige schoonmoeder net,
zodat ik van binnen mijn hart in mijn keel voel bonzen, mijn knieën
onder me voel verstijven. Er staat vast voor Priamos' zoons een
ramp voor de deur. Wat ik zeg zou ik eigenlijk niet willen horen,
maar ik ben vreselijk bang dat de fiere Achilleus mijn stoere
Hektor alleen van de stad afsnijdt, hem de vlakte in jaagt en
dan een einde maakt aan de trieste trots die hij steeds
bezat. Want hij hield zich nooit op in de grote massa soldaten.
Nee, hij liep ver vooruit steeds met veel meer strijdlust dan wie ook."
Daarop snelde zij als bezeten met luid bonkend hart het
langhuis door, gevolgd door de dienaressen. Toen zij de
wal en de grote groep mensen daar had bereikt, bleef ze boven
op de muur staan, keek om zich heen en toen zag ze hoe hij daar
pal vóór de stad door een span snelle paarden meegesleurd werd.
Meedogenloos sleepten ze 'm voort naar de ruime Achaïsche schepen.
Daarna bedekte een nachtelijk duister haar ogen. Ze stortte
achterover ter aarde en raakte buiten bewustzijn.
Ver van haar hoofd kwam haar glanzende hoofdtooi terecht: de metalen
voorhoofdsband met de kap, de gevlochten haarband en ook de
hoofddoek die zij van de gouden godin Afrodite gekregen
had, op de dag dat Hektor met fonkelende helm haar had wegge-
haald uit Eëtions huis in ruil voor een grote som bruidsgeld.
Schoonzusters kwamen massaal om haar heen staan en hielden haar samen
met elkaar vast, omdat zij van schrik aan het wegvallen was. Maar
toen zij weer adem haalde en bij was gekomen, toen sprak zij
midden tussen de vrouwen van Troje luid snikkend de woorden:
"Hektor, 'k ben zó ongelukkig! Wij zijn dus beiden voor één en
't zelfde lot geboren, jij in Priamos' huis in
Troje hier, ik aan de voet van de bosrijke Plakos in Thebe
daar in het huis van Eëtion, die mij als klein meisje grootbracht,
diep ongelukkige vader en dochter. Ach, was ik maar nooit
geboren. Jij gaat nu naar Hades' complex diep onder de aarde,
mij laat je echter als weduwe hier in jouw huis in complete
treurnis achter, terwijl je zoon nog zo'n peutertje is, die
wij, jij en ik, arme ouders, ter wereld hebben gebracht. Jij
zult, nu je dood bent, geen steun voor hem zijn meer, noch hij voor
jou. Mocht hij al aan de wrede Achaïsche oorlog ontkomen,
zullen pijn, ellende en zorgen hem steeds achtervolgen.
Vreemden zullen immers zijn landgoed bezetten. De dag dat
iemand wees wordt, brengt ook verlies van vrienden teweeg.
Zijn hoofd is aldoor gebogen, zijn wangen zijn nat van de tranen.
Gaat het kind, dat aan alles gebrek heeft, langs bij zijn vaders
vrienden, trekt hij de een aan zijn jas, nummer twee aan zijn chiton,
dan reikt iemand uit meelij wellicht hem even een kroes aan,
die wel zijn lippen bevochtigt maar zijn verhemelte niet. Ook
jaagt misschien iemand die wel beide ouders nog heeft hem van tafel
weg en geeft hem een flink pak slaag, terwijl hij hem uitjouwt:
'Maak maar gewoon dat je weg komt! Jouw vader dineert niet bij ons hier.'
Huilend keert de jongen dan terug naar zijn weduwe-moeder,
hij die hiervóór op zijn schoot steeds het voedzame vet van
schapen en louter merg zat te eten, Astuanax, die
wanneer hij slaperig werd en ophield met spelen, ging slapen
hier in zijn kamer, gewiegd in de arm van zijn min, en zijn maag
gevuld met de lekkerste dingen in 'n zachtgespreid bed dan in slaap viel.
Nu zal hij veel moeten afzien, nu hij geen vader meer heeft, hij
Stadsbeschermer, de naam die hij kreeg van de Trojers, omdat de
poorten en lange wallen door jou alleen werden beschermd. Nu
zul je ginds bij de welvende schepen door wriemelende maden
ver van je ouders worden verorberd, nadat eerst je naakte
lijf door honden verscheurd is, terwijl hier in huis toch heel fijne,
prachtige kleren liggen, gemaakt door de handen van vrouwen.
't Mag niet zo zijn. Ik verbrand ze straks allemaal in het laaiend
vuur, hoewel dat voor jou geen nut heeft omdat je er zelf niet
in ligt, alleen voor je naam bij de mannen en vrouwen van Troje!"
Aldus sprak zij snikkend. De vrouwen jammerden ook mee.