Odyssee boek 21
DE WEDSTRIJD MET DE BOOG
Penelope haalt de boog
Zij evenwel, Athene, godin met de blauwgroene ogen,
bracht Ikarios' dochter Penelope op het idee, de
boog en het grauwe ijzer daar voor de vrijers, als wedstrijd
én als begin van de moord, in Odysseus' huis op te stellen.
Dus liep zij naar de hoge trap in haar kamer en nam
vandaar een prachtige bronzen sleutel met fraaie gebogen
vorm in haar krachtige hand - de greep was gemaakt van ivoor - en
ging ermee met haar dienaressen op weg naar de verste
voorraadkamer. Daar werden de schatten bewaard van de koning:
brons en goud en ijzer, dat veel energie had gekost. Daar
hing ook de sterk elastische boog met de pijlkoker, waar nog
talrijke pijlen in zaten die dood en verderf konden zaaien.
Die had hij ooit cadeau gekregen van Ifitos, zoon van
Eurytos, die aan de goden gelijk was, zijn gastvriend uit Sparta.
Beiden troffen elkaar bij de koene Ortilochos, die een
huis in Messene bezat. Odysseus was daar dus heen
gegaan om een schuld die het hele land aan hem had op te eisen.
Driehonderd schapen en geiten waren met herders en al door Messeense
mannen uit Ithaka meegenomen in schepen met vele
roeiers. Odysseus maakte daarom deze verre reis,
gestuurd door zijn vader en andere oudsten, terwijl hij nog jong was.
Ifitos kwam daar, op zoek naar een twaalftal merries dat hij was
kwijtgeraakt, inclusief muilezelveulens, die hard kunnen werken.
Deze werden dus later zijn dood en ondergang, toen hij
Herakles opzocht, de moedige zoon van Zeus en de man die grote
werken bedacht had maar hem toen, zijn gast, bij zich thuis
vermoordde, omdat de stijfkop de goden niet respecteerde,
noch de tafel die hij hem vóór had gezet. Daarop doodde
hij hem en hield zijn merries met krachtige hoeven toen zelf maar.
Zo ontmoette hij dus, op zoek naar die merries, Odysseus,
schonk hem de boog die de grote Eurytos eerder gebruikt had
maar bij zijn dood in zijn hoge woning aan Ifitos naliet.
Hij kreeg een sterke lans en een scherp zwaard cadeau van Odysseus,
wat het begin van een hechte vriendschapsband werd, ook al zagen
beiden elkaar nooit aan tafel, want Zeus' zoon Herakles had de
zoon van Eurytos, Ifitos, goddelijke man, al gedood, de
man die die boog had geschonken. De goede Odysseus gebruikte
deze boog nooit als hij wegvoer ten oorlog op donkere schepen.
Nee, die bleef altijd thuis als aandenken liggen aan deze
gastvriend van hem. Maar thuis in eigen land droeg hij hem altijd.
Toen zij, de stralende vrouw, deze kamer bereikt had en ook de
eiken drempel betrad - die een timmerman ooit met deskundig
oog had geschaafd en waarop hij een paslood gezet had; daar zette
hij toen de deurposten op en voorzag die van prachtige deuren -
haalde ze snel de band van de haak, stak de sleutel erin en
drukte daarmee van binnen de grendel omhoog van de deuren,
heel precies sturend. Deze kreunden zó luid als een stier die
net in de wei wordt gelaten. Zo hard loeiden die mooie
deuren vanwege de grendelbeweging en gingen snel open.
Daarop betrad zij het hoge plankier. Daar stonden de kisten
waar dus heerlijk geurende stoffen in lagen. Daar strekte
zij haar armen en pakte de boog van een haak met foedraal en
al, een schitterend mooie hoes die de boog moest beschermen.
Zij ging toen zitten en legde de boog op haar knieën, waarbij zij
luid snikkend huilde, terwijl ze de boog van de koning eruit nam.
Toen zij dus uit was gehuild en voldoende tranen gestort had,
ging zij vervolgens richting zaal en de machtige vrijers,
met in haar hand de elastische boog met de pijlkoker, waar nog
talrijke pijlen in zaten die dood en verderf konden zaaien.
Dienstmeisjes droegen een krat voor haar mee waar een grote hoeveelheid
brons en ijzer in lag, het wedstrijdgerei van de koning.
Toen zij, de stralende vrouw, bij de vrijers gekomen was, bleef ze
vlakbij de steunpilaar staan van het stevig gebouwde plafond,
terwijl ze een glanzende, linnen sjaal voor haar wangen hield. Naast haar
namen twee zorgzame dienaressen plaats, elk aan één zijde.
Dadelijk sprak zij de vrijers toe en deed hun een voorstel:
"Luistert naar mij, fiere trouwkandidaten, die hier in huis zijn
binnengedrongen om constant te eten en drinken, terwijl mijn
man al lange tijd weg is, en geen excuus konden vinden
anders dan dat jullie wensten mij als vrouw te bezitten!
Heren, laat maar eens zien, aangezien zich een wedstrijd hier voordoet!
Hier is de grote boog van de godgelijke Odysseus:
wie met zijn handen de pees op de boog het makkelijkst spannen
kan en een pijl door alle twaalf bijlen kan schieten, met die man
zal ik dan mogelijk meegaan en daarmee dit erg fraaie huis,
bezit van mijn echtgenoot, rijk aan goederen, achter me laten,
dat mij, zelfs in mijn droom, denk ik, vaak in gedachten zal komen."
Daarop gaf ze Eumaios, de stralende varkensboer, opdracht
't grauwe ijzer, de pijlen en boog bij de vrijers te zetten.
Toen Eumaios de boog nam en neerzette, moest hij hard huilen.
Elders huilde de koeherder toen hij de boog van zijn heer zag.
Maar Antinoös schold hun de huid vol en snauwde de woorden:
"Ach boerenpummels, die niet verder kijken dan je neus lang is!
Rampfiguren! Wat staan jullie nou te janken en wekken
jullie emoties op bij een vrouw die normaal al zoveel
verdriet te verwerken heeft, al sinds zij haar man heeft verloren!
Ga nu maar samen stil ergens zitten eten of ga naar
buiten een potje staan blèren, en laat die boog hier bij ons! Die
dient voor de vrijers als afvalwedstrijd. Ik denk namelijk niet dat
deze gladde boog gemakkelijk óp is te spannen.
Onder al deze heren is er geen één namelijk die de
kracht van Odysseus heeft. Ik heb hem zelf nog gezien en ik kan me
hem nog herinneren, ook al was ik toen nog maar een peuter!"
Aldus sprak hij, maar dacht bij zichzelf en verwachtte dat hij de
pees wel kon spannen en dan de pijl door het ijzer kon schieten.
Hij zou nota bene als eerste de pijl voelen inslaan
die uit de hand van de grote Odysseus zou komen, die hij toen
daar in de zaal zat te jennen, waartoe hij zijn vrienden ook opriep.
Telemachos doet een poging
Toen sprak Telemachos echter, gedreven door goddelijke krachten:
"Niet normaal, zeg! Kronos' zoon Zeus heeft mijn hersens doen stilstaan!
Zegt mijn moeder in al haar wijsheid hier openlijk dat ze
straks met een ander vertrekt en dit huis gaat verlaten, en ik? Ik
zit hier maar wat ontspannen te grijnzen, stom rund dat ik ben! Kom
op nu, vrijers, nu u deze prijs kunt behalen: een vrouw,
zoals er in 't hele Achaïsche land geen tweede is, noch in
Argos, noch in Mykene, noch in het heilige Pylos,
noch in Ithaka zelf of elders op 't donkere land. Maar
goed, dat is jullie bekend. Mijn moeder behoeft geen reclame!
Dus, kom op, geen tijdrekken meer en geen smoesjes, en stel het
opspannen niet langer uit van de boog! Laat zien wat u kunt nu!
Wacht, ik kan zelf ook die boog wel eens even proberen en testen.
Als ik hem opspan en daarna de pijl door het ijzer heen schiet, dan
zal het mij niet zo'n verdriet doen wanneer mijn moeder dit huis
verlaat met een andere man en ik hier alleen blijf, omdat ik
zelf dan mijn vaders prachtige strijdwapens reeds kan hanteren!"
Daarop deed hij zijn purperen mantel af van zijn schouders,
sprong overeind en deed het scherpe zwaard van zijn schouders.
Eerst stelde hij de bijlen op, door er een geul voor te graven,
één lange geul, waarin hij de bijlen waterpas zette.
Dan drukte hij er aarde om vast. Ieder zag met verbazing
hoe hij ze netjes plaatste, terwijl hij dat vroeger toch nooit
gezien had! Hij stelde zich op bij de deur om de boog uit te testen.
Driemaal trok hij uit alle macht om de boog te doen buigen;
driemaal schoten zijn krachten tekort, hoe graag hij de pees ook
wilde spannen en dwars door het ijzer heen wilde schieten.
Toen hij de vierde keer echter uit alle macht trok, zou 't hem zijn
gelukt, maar Odysseus gaf hem een seintje zijn poging te staken.
Toen zei Telemachos hun, gedreven door goddelijke krachten:
"Wel verdorie, ik blijk nu een slappe figuur zonder kracht te
zijn, of ik ben nog te jong en nog niet zó sterk met mijn handen
dat ik een vijand kan afslaan wanneer die begint met een aanval.
Kom, nu jullie, die zeker meer kracht bezitten dan ik!
Probeer nu de boog op te spannen! We moeten de wedstrijd beslissen."
Na deze woorden zette hij de boog op de grond neer,
tegen de gladde, fraai gemaakte paneeldeuren aan. De
snelle pijl hing hij op aan een fraaie haak van de boog. Toen
nam hij dus weer plaats op de stoel waar hij net had gezeten.
Toen sprak Antinoös, zoon van Eupeithes, tot hen deze woorden:
"Vrienden, doet nu allen van links naar rechts om de beurt een
poging, vanaf de plek waar de schenker begint met zijn ronde."
Aldus sprak Antinoös; iedereen ging er akkoord mee.
Eerst stond Leodes, zoon van Oinops, op, die bij hen altijd
optrad als offerschouwer en altijd helemaal achter-
aan naast het fraaie mengvat zat. Hij was de enige die hun
wandaden vreselijk vond en op alle vrijers kritiek had.
Deze pakte als eerste de boog en het pijlsnelle projec-
tiel. Hij stelde zich op bij de deur om de boog uit te testen.
Spannen kon hij hem echter niet, want zijn eeltloze, zachte
handen gaven het trekken al snel op. Hij sprak tot de vrijers:
"Vrienden, ik krijg het niet voor elkaar. Laat een ander hem nemen!
Weet dat die boog vele edelen hier de lust om te leven
zal ontnemen, want echt: het is beter, veel beter, om dood te
zijn dan te leven met deze mislukking waarvoor we hier altijd
samenkomen en waar wij al die dagen op wachten.
Menigeen denkt nu wellicht en verlangt in zijn hart met de vrouw van
koning Odysseus, Penelope, in het huwelijk te treden.
Als hij de boog echter uitprobeert en ziet wat hij niet kan,
kan hij maar beter een andere vrouw met prachtige kleding
hier uit Achaïs met bruidsgelden trachten te winnen en zíj kan
dan met diegene trouwen die 't hoogste biedt en 't gelukkige lot treft."
Na deze woorden zette hij de boog op de grond neer,
tegen de gladde, fraai gemaakte paneeldeuren aan. De
snelle pijl hing hij op aan een fraaie haak van de boog. Toen
nam hij dus weer plaats op de stoel waar hij net had gezeten.
Maar Antinoös schold hem de huid vol en snauwde de woorden:
"Wat voor woorden ontsnapten de haag van je tanden, Leodes,
pijnlijk en stuitend tegelijk - ik erger me dood ze te horen -
dat deze boog vele edelen hier de lust om te leven
zou ontnemen, omdat jij die boog niet op spanning kunt krijgen!
't Is nou eenmaal zo dat jouw edele moeder jou niet als
boogschutter voortgebracht heeft, een met kennis van boog en van pijlen.
Andere stoere vrijers kunnen hem straks heus wel spannen."
Daarop gaf hij Melanthios, hoeder van geiten, de order:
"Kom, aan de slag nu, Melantheus, ontsteek een vuur in de zaal en
zet er een flinke kruk naast met vachten erop. Uit de voorraad
binnen haal je vervolgens een groot stuk vet, zodat wij, de
jongeren, vóór we de boog gaan testen, hem eerst wat verwarmen,
dan met vet besmeren en zo de wedstrijd beslisssen!"
Daarop stak hij, Melanthios, snel een rusteloos vuur aan,
zette er toen een kruk naast met vachten erop. Uit de voorraad
binnen haalde hij daarna een groot stuk vet, waarmee zij, de
jongeren, vóór ze hem testten de boog dus verwarmden. Zij konden
echter de boog niet spannen; daar hadden ze niet genoeg kracht voor!
Twee man, Antinoös plus Eurymachos, waren nog over,
leiders onder de vrijers; zij waren fysiek ook de sterksten.
Geheim overleg
Zij waren echter beiden tezamen het huis uit gegaan, de
koeienman en de varkensboer van de goede Odysseus.
Zelf ging de godgelijke Odysseus ook achter hen aan het
huis uit en, toen ze dus buiten de poort en de binnenplaats waren,
sprak hij hen aan en zei tegen hen de vriendelijke woorden:
"Koeienherder en jij, varkenshoeder, ik wil jullie graag iets
zeggen. Of moet ik maar zwijgen? 't Gevoel zegt me dat ik moet spreken!
Wat zou jullie positie zijn, als Odysseus van waar dan
ook hier plotseling opduikt, of als een god hem hierheen brengt?
Zouden jullie de vrijers dan helpen of eerder Odysseus?
Zeg maar wat jullie hart en gevoel jullie ingeven, mannen!"
Tot hem sprak toen de koeienhoeder de volgende woorden:
"Ach vader Zeus, als u deze wens eens ten uitvoer zou brengen,
dat deze man weer terugkeert of dat een god hem weer hier brengt!
Dan zou u zien wat voor kracht ik bezit en hoe ik kan vechten."
Net als hij sprak Eumaios tot alle goden de wens uit
dat de intelligente Odysseus naar huis terug zou keren.
Toen hij begreep dat die houding van hen dus echt en oprecht was,
nam hij opnieuw het woord en gaf hun het volgende antwoord:
"Hij is hier binnen; ik ben het zelf! Na negentien jaar ben
ik ondanks zeer veel beproevingen eindelijk terug in mijn land hier.
Jullie zijn, naar ik begrijp, ook de enige slaven voor wie mijn
komst een innige wens is. Geen enkele andere slaaf heb
ik de wens horen uitspreken, dat ik naar huis zou keren.
Jullie zal ik dus haarfijn vertellen hoe het zal gaan straks.
Als een god door mijn hand de hooghartige vrijers gedood heeft,
zal ik voor jullie een echtgenote, bezittingen plus een
stevig huis bij mij in de buurt uitzoeken, en verder
zal ik jullie voor vrienden en broers van Telemachos houden!
Ja, dat vergat ik! Ik laat nu een overduidelijk teken
zien, zodat jullie me kunnen herkennen en mij dan vertrouwen:
't litteken dat me ooit toe is gebracht in 't Parnassosgebergte,
toen ik Autolykos' zonen bezocht, door de tand van een varken."
Daarop trok hij de vodden weg, waar het litteken zat en,
toen ze het hadden gezien en alles grondig bekeken,
sloegen zij, de ogen vol tranen, hun arm om de koene Odysseus,
bleven zijn hoofd en schouders maar kussen en heetten hem welkom.
Ook Odysseus deed dat: hij kuste hun hoofd en hun handen.
Zo zou het zonlicht zijn ondergegaan, terwijl ze daar snikten,
ware het niet dat Odysseus hen stopte en tegen hen zei toen:
"Houdt nu maar op met huilen en klagen; straks ziet iemand ons, die
't huis uit komt en vertelt het misschien aan anderen binnen!
Kom, ga nu één voor één naar binnen. We gaan niet tegelijk maar
ik ga eerst, daarna jullie en dit zal het actiesignaal zijn:
alle anderen mensen, de hele groep machtige vrijers,
zullen niet toestaan dat ik de boog en de pijlkoker krijg. Maar
jij, mijn goede Eumaios, moet met de boog door de zaal naar
mij komen en hem mij dan overhandigen. Zeg dan de vrouwen
dat ze de stevig vervaardigde zaaldeuren dicht moeten doen en
dat ze, mocht iemand binnen van ergens in huis het gestamp of
kermen van mannen horen, beslist niet naar buiten gaan maar ter
plekke stil op hun plaats blijven zitten en doorgaan met werken!
Jij, mijn beste Filoitios, moet de binnenplaatsdeuren
stevig vergrendelen. Leg er dan ook snel een knoop met een touw op!"
Na deze woorden ging hij het huis in, dat fraai was gelegen,
liep naar de kruk waar hij net had gezeten en nam er zijn plaats in.
Toen kwamen ook de twee dienaren binnen van koning Odysseus.
De laatste spanpogingen
Daar was Eurymachos bezig de boog bij de gloed van het vuur naar
alle kanten te draaien en op te warmen, maar kon hem
toch niet spannen. Hij kreunde luid met gekwetste gevoelens.
Daarop wond hij zich vreselijk op en zei hun de woorden:
"Wel verdomme zeg, wat een afgang voor mij en voor allen!
Niet dat ik heel erg treur om het huwelijk, al doet het me pijn - er
zijn in Achaïs veel andere vrouwen, op Ithaka hier,
omspoeld door de zee, en ook in andere steden - maar 't doet me
wat, dat wij zó zeer in kracht voor de godgelijke Odysseus
onderdoen, dat we niet eens in staat zijn zijn boog op te spannen!
Dit is een schande waar mensen ook later nog van zullen horen."
Toen sprak Antinoös, zoon van Eupeithes, tot hem deze woorden:
"Nee, Eurymachos, zo zal het zeker niet gaan en dat weet jij
zelf wel, want nu viert het volk het heilige feest van die god! Dus
wie zou er dan een boog willen spannen!? Kom, zet dat ding nu
rustig weg, maar die bijlen - als wij die nu allemaal eens
laten staan - ik denk niet dat iemand hier naar het huis toe
komt van Odysseus, zoon van Laërtes, om ze te stelen!
Nou vooruit, laat de wijnschenker nu wat wijn in de bekers
doen, zodat wij kunnen plengen en pijl en boog laten rusten!
Geef de geitenhoeder Melanthios opdracht om morgen
geiten te halen, de beste van al zijn kuddes, zodat we
eerst Apollo, de boogschuttergod, wat bouten voorzetten,
dan de boog uitproberen en zo de wedstrijd beslissen!"
Aldus Antinoös; alle aanwezigen gingen akkoord. Toen
goten dienaren water uit over hun handen en vulden
jongens de mengvaten tot aan de rand toe met wijn. Toen
gingen ze dus bij iedereen rond om de bekers te vullen.
Toen ze geplengd hadden daar en ieder genoeg had gedronken,
sprak de slimme Odysseus met snode bedoeling de woorden:
"Luistert, trouwkandidaten van uw beroemde vorstin! Ik
wil u iets zeggen wat net in mijn hoofd bij me opkwam. Ik wil met
name Eurymachos vragen, maar ook Antinoös, godge-
lijk als hij is, omdat hij dat goede voorstel gedaan heeft
nu met die boog te stoppen en hulp van de goden te vragen -
morgen zal god aan wie hij dat wil genoeg spierkracht verlenen -:
toe, alstublieft, geeft u mij de gladde boog eens, zodat ik
hier in uw midden de kracht van mijn handen kan testen en zien of
ik nog de spieren heb die ik vroeger had in mijn soepele leden
óf dat ontbering en reizen mijn krachten al hebben gebroken."
Daarop protesteerden zij allen abnormaal heftig,
bang als ze waren dat hij die gladde boog zou gaan spannen.
Maar Antinoös schold hem de huid vol en snauwde de woorden:
"Ach idioot! Je hebt echt geen greintje verstand in je kop, hè?
Vind je het niet al genoeg dat je rustig dineert met ons, hoge
heren, niets tekort komt wat eten betreft en verhalen
hoort en debatten volgt die wij voeren? Geen andere gast of
bedelaar is hier aanwezig, die onze discussies mag horen!
Jij hebt vast last van die heerlijke wijn, die ook andere mensen
schaadt, wanneer je hem opklokt en tijdens het drinken geen maat houdt.
Alcohol heeft de Kentaur, de roemruchte Eurytion, ook de
das ongedaan in het huis van Peirithoös, grote Lapieth, waar
hij toen vertoefde. Toen hij zijn geest met wijn had beneveld,
ging hij in 't huis van Peirithoös buiten zinnen tekeer. De
helden daar werden woest, sprongen op en sneden zijn neus en
oren eraf met het vlijmscherpe brons, waarna ze hem door de
voordeur naar buiten sleurden. Omdat hij zich had laten gaan, droeg
hij tot zijn schande de last van zijn misdaad voortaan met zich mee!
Sindsdien is er tussen Kentauren en mensen een vete ontstaan, maar
hij ondervond als eerste de schade, veroorzaakt door drinken.
Zo voorspel ik jou ook groot leed, wanneer het je lukt die
boog op te spannen. Je zult in ons land geen vriendelijk onthaal meer
krijgen. We zullen je onverwijld op een pikzwarte boot naar
koning Echetos sturen, die alle mensen vernietigt.
Daar kom je zeker niet levend vandaan. Vooruit, ga nu rustig
door met drinken en zoek geen ruzie met jongeren mannen!"
Hem gaf toen de wijze Penelope 't volgende antwoord:
"Luister Antinoös, 't is niet juist en eerlijk de gasten,
wie het maar zijn, die naar 't huis van Telemachos komen te krenken.
Denk je soms dat, als die man erin slaagt, vertrouwend op eigen
spieren en kracht, de grote boog van Odysseus te spannen,
hij mij naar huis mee zal nemen en officieel met me trouwen?
Dat zal hij, lijkt me, zelf ook niet heimelijk hebben verwacht! Dus
niemand van jullie hoeft dáárom bedrukt en jaloers aan 't banket te
zitten, want dat idee is echt volslagen onzinnig!"
Tot haar sprak toen Eurymachos, Polybos' zoon, deze woorden:
"Nee, Ikarios' dochter, wijze Penelope, wij zijn
heus niet benauwd dat u trouwt met die man, want dat geeft ook geen pas, maar
schamen ons dood voor verhalen die mannen en vrouwen vertellen,
bang dat misschien een Achaier van lage afkomst zal zeggen:
'Nou zeg, die lui die de vrouw van de edele heer willen trouwen
zijn een stuk minder. Ze kunnen zijn gladde boog niet eens spannen!
Nee een buitenstaander, een bedelaar die hier terechtkwam,
kon de boog simpelweg spannen en schoot de pijl door het ijzer.'
Dat is wat ze gaan zeggen. Voor ons zou dat heel erg gênant zijn."
Hem gaf toen de wijze Penelope 't volgende antwoord:
"Ach Eurymachos, mensen die zonder respect voor een edel-
man diens have en goed verbrassen, staan echt bij het volk al
niet goed bekend! Dus waarom zou juist dit gebeuren gênant zijn?
Deze meneer ziet er heel erg fors en stevig gebouwd uit.
Naar zijn zeggen is hij ook qua afkomst de zoon van een edel-
man. Kom, geef hem die gladde boog maar, dan zien we het zelf wel.
Luister, ik zeg je dit en het zal beslist uitkomen ook:
wanneer hij hem inderdaad spant en Apollo hem roem wil verlenen,
zal ik hem fraaie kleren verschaffen, een mantel en chiton;
verder een scherpe speer, bedoeld tegen honden en rovers.
Ook een tweesnijdend dolkmes en schoenen zal ik hem geven.
Verder bied ik vervoer aan waarheen hij maar wenst te vertrekken."
Tot haar sprak toen Telemachos deze verstandige woorden:
"Mam, er is geen Achaier die méér recht dan ik heeft die boog te
geven of niet te geven aan wie ik maar wil, of die lui nou
hier op het rotsige Ithaka leidersposities bekleden,
of op één van de eilanden dichtbij het paardenland Elis.
Niemand van hen kan het tegen mijn zin zelfs voorkómen, wanneer ik
deze boog aan mijn gast geef om altijd bij zich te dragen.
Kom, ga nu maar naar je kamer en zorg voor je eigen productie,
weefgetouw en spinrokken; geef de slavinnen ook orders
goed aan het werk te gaan. Schieten is iets wat de mannen zal aangaan,
allen, maar zeker ook mij, want ik ben de baas nu in huis hier!"
Zij ging stomverbaasd weer terug naar haar kamers. Ze had de
wijze taal van haar zoon namelijk goed gehoord en begrepen.
Toen zij dus met haar dienaressen naar boven gegaan was,
huilde ze lange tijd om Odysseus, haar echtgenoot, tot
Athene met blauwgroene ogen haar diep in slaap wist te krijgen.
Odysseus krijgt de boog
Toen nam de stralende varkensboer de boog met zich mee,
waarop de hele groep vrijers dus luid stampei maakte daar in de zaal en
zo sprak toen menigeen van die jonge macho-figuren:
"Zeg, waar breng je die boog heen, ellendige, stomme
varkensboer? Spoedig zullen daarginds bij je varkens de snelle
honden die jij hebt gefokt jou alleen, ver van allen, verscheuren,
als Apollo en andere goden ons gunstig gezind zijn!"
Daarop bracht hij de boog naar dezelfde plaats weer terug, uit
angst omdat zoveel mensen stampei maakten daar in de zaal. Maar
toen bedreigde Telemachos hem en schreeuwde van zijn kant:
"Vadertje, breng die boog even hierheen! Het zal je bezuren straks, als je
luistert naar hen. Anders jaag ik je nog met een regen van stenen
weg naar het land, zo jong als ik ben maar in kracht heel veel sterker!
Was ik maar net zoveel sterker qua handen en spierkracht
dan al deze vrijers die hier in ons huis bivakkeren. Dan zou ik
snel een paar lieden hardhandig de deur uit schoppen, zodat ze
't huis hier verlaten, vanwege het feit dat ze misdaden plannen!"
Toen hij dat zei, moesten alle vrijers dus hartelijk lachen.
Daardoor kwam hun agressie jegens Telemachos tot
bedaren. De varkensboer liep met de boog door de kamer, stond stil en
gaf hem toen de dappere held Odysseus in handen.
Daarop riep hij de voedster Eurykleia bij zich en zei haar:
"Wijze Eurykleia, jou geeft Telemachos deze bevelen
dat je de stevig vervaardigde zaaldeuren goed dicht moet doen en
dat ze, mocht iemand binnen van ergens in huis het gestamp of
kermen van mannen horen, beslist niet naar buiten gaan maar ter
plekke stil op hun plaats blijven zitten en doorgaan met werken."
Toen hij zó had gesproken, kon zij geen antwoord bedenken.
Daarop deed zij de deuren goed dicht van de fraaie vertrekken.
Stilletjes snelde Filoitios weg uit huis en naar buiten,
waar hij vervolgens de poort in de fraaie hofmuur goed afsloot.
Onder de galerij lag een touw van vlas dat voor kromme
schepen bedoeld was, waarmee hij de poorten dus dichtbond. Hij ging naar
binnen, liep naar de kruk waar hij net had gezeten, nam plaats en
keek naar Odysseus. Die was al druk in de weer met de boog: hij
draaide hem heen en weer en bekeek hem van onder tot boven,
bang dat de wormen het hoorn hadden aangetast sinds zijn vertrek toen.
Zo keek de een naar de ander naast zich en sprak tot zijn buurman:
"Kijk nou, het is een kenner, een vakman op bogengebied! Hij
heeft er vast en zeker zelf thuis óók eentje liggen,
óf hij wil er een maken misschien, zoals hij hem heen
en weer draait en inspecteert, die armoedzaaier, die zwerver!"
Anderen spraken aldus van die jonge macho-figuren:
"Hopelijk krijgt hij zóveel geluk in zijn leven als nu,
wanneer hij ooit in staat zal zijn die boog op te spannen!"
Aldus spraken de vrijers. De slimme Odysseus begon
zodra hij de grote boog had betast en alom bekeken,
net als wanneer een man die goed is in citer en zangspel,
simpel een snaar op een nieuwe stemschroef doet, door een goed
gedraaide darm van een schaap aan de boven- en onderkant vast te
zetten, dus ook zonder moeite de grote boog op te spannen.
Toen trok hij met zijn rechterhand aan de pees om te testen.
Deze maakte een prachtig geluid, als de kreet van een zwaluw.
Zij voelden allen een steek van pijn en verschoten van kleur, de
vrijers. Zeus liet een donderslag horen als duidelijk teken.
Deze gebeurtenis maakte de veelbeproefde Odysseus
blij, nu de zoon van Kronos de wettenbedenker dit teken
had gezonden. Hij pakte een snelle pijl die op tafel
lag. De rest zat nog steeds in de holle pijlkoker. Daarvan
zouden de heren Achaiers spoedig de impact beleven.
Deze legde hij toen op het brugdeel, trok sleuven en pees ter
plekke vanaf de kruk waar hij zat naar achteren, zocht zijn
doel op en schoot. De bronsgepunte pijl miste geen van
alle bijlringen, nee hij ging dwars er doorheen en daarna kwam
hij weer naar buiten. Toen sprak hij Telemachos toe met de woorden:
"Kijk Telemachos, deze gast van jou stelt je niet
teleur, want ik miste geen enkel doel en het kostte me ook geen
enkele moeite de boog op te spannen. Ik heb energie
genoeg nog, anders dan wat deze heren mij zonder respect
verweten! Nu is het tijd dat de heren Achaiers bij dag ook
eten bereiden en dan zich verder vermaken, zoals met
dansen en lierspel, want dat zijn de extraatjes bij een dineetje!
Daarop gaf hij een wenkbrauwsignaal. Hij deed toen zijn scherpe
zwaard om.Telemachos, dierbare zoon van de goede Odysseus,
nam een speer in zijn hand en daar stond hij vlak bij zijn vader
naast zijn stoel, gewapend met brons dat de lichtjes weerkaatste.
------